In deze derde aflevering van de serie over de renovatie van het Binnenhof belicht Beton & Staalbouw de gebouwen C en K. Dit zijn twee onderdelen van de operatie die onder de hoede zijn gebracht bij WDJArchitecten, een bureau dat zich vooral toelegt op moderne monumenten. Gebouw K, een Rijksmonument, is het voormalige Ministerie van Koloniën uit 1860 en ligt aan het Plein en tegenover het Mauritshuis. Gebouw C dateert van 1915 en is ontworpen in baksteenarchitectuur om aan te sluiten bij de Ridderzaal. Beide gebouwen zijn in hun bestaan veelvuldig verbouwd en sinds de jaren ’70 in gebruik door fracties of politieke partijen. Na de renovatie kunnen de fracties opnieuw hun intrek nemen in de gebouwen, met meer ruimte en van alle gemakken voorzien.
Wat voor de andere gebouwen van het Binnenhof geldt, is ook hier van toepassing: renoveren gebeurt met behoud en versterking van de kernwaarden van het object. Dat is een van de redenen om de verschillende gebouwen toe te wijzen aan architecten met specifieke ervaring op de periode waaruit de gebouwen dateren. WDJA heeft een groot oeuvre opgebouwd met het renoveren en herbestemmen van moderne monumenten, met de Van Nelle Fabriek als hoogtepunt. Wat zijn de kernwaarden van de gebouwen C en K en wat kunnen we in de nieuwe situatie verwachten? Matthijs de Kraker (architect) en Sander Nelissen (architect-directeur) van WDJA zijn onze gidsen.
Gebouw K is een indrukwekkende verschijning in de Haagse binnenstad. Als hoeksteen van het Binnenhof-complex staat het bouwwerk als een huis op het Plein en naast het Mauritshuis, pal naast het bruggetje dat naar het Torentje leidt. “Het is een ontwerp uit 1860 van Rijksbouwmeester Rose voor het Ministerie van Koloniën”, vertelt De Kraker. “Het heeft neoklassieke elementen en romaanse elementen, maar achter die vormen gaat een voor die tijd vernieuwend gebouw schuil. Het heeft een symmetrische opzet, met een parterre en drie verdiepingen, waarvan de eerste de representatieve ruimtes bevatte. Bijzonder voor die tijd was de toepassing van veel gietijzer, zowel decoratief als constructief. Het is onder meer gebruikt in de kozijnen met geïntegreerde watergoten, ramen (buiten draai, binnen schuif), omlijstingen, consoles, daklijst en cordonlijsten, kolommen en de draagstructuur van het dak. Dat gaf veel vormvrijheid én het is sterk. In de vloeren vonden we slanke ijzeren balken waarmee flinke overspanningen werden gehaald. Erg innovatief voor die tijd.”
Ook betrekkelijk revolutionair was het klimaatsysteem, met op de begane grond een stoommachine op kolen die voor warmte en ventilatie zorgde. De Kraker: “Dat verliep via kanalen in spouwmuren, holle gangvloeren, bouwkundige kanalen en plaatstalen vloerkanalen. Dit systeem bleek al snel niet goed te werken. Aan het begin te heet, in de uithoeken te koud. Ook de gietijzeren draai-schuiframen en kozijnen functioneerden niet naar behoren en werden al na tien jaar vervangen.” En zo zijn in de loop der decennia veel aanpassingen gedaan, zoals het dichtbouwen van de E-vormige plattegrond aan de achterzijde (1883), de verbouwing van de entree, het plaatsen van een liftschacht en het overkappen van de lichthoven. Niet bepaald veranderingen ten goede, menen de architecten, vooral ten aanzien van routing en lichttoetreding.
In 1915 volgde de uitbreiding van het Ministerie aan de Binnenhofzijde, met wat momenteel Gebouw C wordt genoemd. “Dit L-vormige gebouw van Rijksbouwmeester Teeuwensen heeft een voor die tijd modern betonskelet en een houten kap”, vertelt Nelissen. “De buitenkant is echter historiserend, bijna oubollig afgewerkt met baksteen en leisteen om het beter aan te laten sluiten op de oude Binnenhof-gebouwen. Binnen heeft gebouw C een nog steeds bruikbare indeling voor de kantoorfunctie en een representatieve eerste verdieping met stijlkamers voorzien van prachtig behang, houten lambrisering en tegelwerk van de Porceleyne Fles in de gangen en trappen. Interessant is dat het betonskelet voor elke verdieping een eigen dikte van de balkenlaag en betonvloer heeft, afgestemd op het programma en op de positie van de gang. Er is óf een gang aan één gevel óf een tweedeling van de plattegrond waarbij er juist geen gang is maar een grote open tekenzaal met cellenkantoren eraan. Het betonskelet maakt de stapeling hiervan mogelijk.”
Inmiddels is de renovatie van beide gebouwen goed op gang gekomen. Gevels en daken van de gebouwen worden waar nodig hersteld, geconserveerd en geïsoleerd naar de hedendaagse maatstaven, monumentale elementen van het interieur worden restauratief hersteld. Er komen overal nieuwe installaties en de totale routing wordt aanzienlijk verbeterd. Voor die routing krijgen beide gebouwen nieuwe (gelijkvloerse) aansluitingen onderling en met de omliggende gebouwen B en N. Nelissen: “Bij de aansluiting met de gebouwen C en N maken we in de hoek van gebouw K een nieuw knooppunt, met nieuwe verbindingen, een nieuwe liftschacht en aansluitend lichte ontmoetingsruimten. Door het weghalen van de liftschacht uit het oude entreegebied maken we de oorspronkelijke vide weer representatief, ruimtelijk, licht en sfeervol als vroeger. Bovenin kun je dan weer de prachtig gedecoreerde gietijzeren kolommen zien. Met het verplaatsten van de lichtschacht wordt ook de zolderverdieping van gebouw K ontsloten.”
De zolders van beide gebouwen komen door de renovatie volledig beschikbaar als werkplek voor partijfracties. Bij gebouw C is de oude kapconstructie weer tevoorschijn gekomen achter de betimmering en deze zal na de verbouwing in het zicht blijven. Binnen de geïsoleerde schil en op een computervloer komen nieuwe werkplekken. Bij gebouw K staat heel wat meer te gebeuren. Staande op het zinken dak wijst de Kraker op het rommelige daklandschap met de liftopbouw als lelijke puist. “Er komt een nieuw dak zonder liftopbouw en met minder verspringingen. De oude kap boven de lichthoven, die voor twee derde uit roosters bestond, vervangen we door een kap met zonwerend glas boven de atria en het trappenhuis. Het monumentale daklandschap krijgt daardoor een veel rustiger aanblik en de grote glaskap betekent extra licht, wat in het hele gebouw doorwerkt.”
Op de zolderverdieping, nu nog deels kruip door sluip door, zijn nog oude gietijzeren consoles en smeedijzeren spanten met klinknagels van Rose te vinden, in de oorspronkelijke kleur. Mooi, maar constructief niet meer te gebruiken zonder grove aanpassingen aan de spanten te doen. Om dat te voorkomen is gekozen voor het toevoegen van houten spanten, met de oude spanten daaronder gemonteerd. Ook nog in beeld, maar niet meer voor lang zijn de trekankers aan de vloerliggers die de muurtjes op de gietijzeren goten overeind houden. “We gaan de gevels een stuk naar binnen verplaatsen en de vloeren omhoog brengen om uitzicht vanuit de nieuwe werkplekken mogelijk te maken”, verklaart de Kraker. “De overspanning wordt dus kleiner en met een gelijkblijvende hellingshoek zullen de spanten korter worden.”
Op deze manier worden ook hier voorheen in onbruik geraakte ruimtes omgebouwd tot nuttige en aangename werkplekken. Indien mogelijk met behoud van de originele elementen. Nelissen tot besluit: “We zitten in een periode waarin zorgvuldiger wordt omgegaan met historische elementen. Dat geeft ons de ruimte om terug te grijpen naar de kernwaarden van de gebouwen en waar mogelijk het originele ontwerp weer terug te brengen. Maar met overal een aangenaam klimaat en internet.”