De Zuidelijke BetonReparatieMiddag (ZBRM) vindt op 27 maart plaats in de prachtige Paterskerk in Eindhoven. De kerk stamt uit het einde van de 19e eeuw en is een typisch voorbeeld van neogotiek. In 2019 werd de kerk samen met het Augustijner klooster en het Gymnasium Augustinianum in opdracht van Uitvaartbedrijf Dela herbestemd tot DOMUSDELA met hotel en ruimte voor congressen, ceremoniën en evenementen. Een nieuw leven voor monumenten sluit mooi aan op het thema van de ZBRM: Nooit meer slopen(?). Architectuurhistoricus Herman Wesselink, groot kenner van kerkgebouwen in Nederland, zal de middag inleiden en iets vertellen over de Paterskerk en ander religieus erfgoed in Eindhoven en wat daarmee is gebeurd.
“’Nooit meer slopen’ als motto klinkt wat optimistisch, maar met voortschrijdende technieken zullen constructies wel steeds langer te behouden zijn”, begint Wesselink. “Nu zijn de meeste monumentale kerken niet gebouwd met beton, maar net als de Paterskerk van baksteen en hout. Het zijn doorgaans degelijke bouwwerken die mits goed onderhouden vele eeuwen overeind kunnen blijven staan. Dat kun je niet altijd zeggen van moderne kerkgebouwen uit de 20e eeuw. Daar zie je vaak al na enige decennia bijvoorbeeld betonrot optreden. Neem de beroemde kapel van Le Corbusier in Ronchamp met zijn betonnen schaaldak op dunne kolommen of de kerkgebouwen van architect Auguste Perret. Daar leidden spanning in de wapening en corrosie tot grote problemen en restauratiebehoefte.”
Wat dat betreft is de Paterskerk beter gebouwd. “We hebben het over een driebeukige kruiskerk uit 1898 van architecten Bekkers en Hegener. Het is een karakteristiek voorbeeld van een neogotische kerk van de hand van twee leerlingen van Pierre Cuypers, op zijn beurt beroemd van onder meer het Centraal Station en Rijksmuseum in Amsterdam. Rood metselwerk met gele speklagen zijn typerend voor het late werk van Cuypers en een aantal van zijn leerlingen namen dat over. De Paterskerk is extra interessant door het schilderachtige silhouet met een grote en kleine toren, dat zorgvuldig is ingepast in het stadsbeeld. Bijzonder is de 66 meter hoge grote toren die zeshoekig is en waarop een vier meter hoog houten Jezus-beeld staat, dat met koper is bekleed. Mogelijk is de zeshoekige vorm geïnspireerd op een paar soortgelijke torens die Cuypers ontwierp.”
Voor de transformatie is de kerk recentelijk verbouwd en met een transparant tussendeel gekoppeld met het Augustijns Instituut, het gymnasium Augustinianum en de Verrijzeniskapel. “Een mooi ontwerp van de architecten, waarmee deze transformatie een goed voorbeeld is van hoe we met religieus erfgoed om kunnen gaan”, vervolgt Wesselink. “Het complex ligt middenin een grote stad met een rijke historie, waar altijd sprake is geweest van ruimtelijke en economische dynamiek. Dan staan dergelijke bouwwerken nooit lang leeg. Bij erfgoed in een minder dynamische omgeving, zoals in dunbevolkte plattelandsregio’s, zie je eerder langdurige leegstand optreden en dat kan een negatieve impact hebben op het behoud van een object. Nederland zit in een overgangsperiode en is inmiddels sterk ontkerkelijkt, dus de noodzaak van herbestemming of passend nevengebruik wordt steeds groter willen we monumentale kerkgebouwen behouden.”
Transformatie van religieus erfgoed als de Paterskerk betekent afscheid nemen van veel religieuze aspecten. Wesselink: “Het is geen kerk meer als het aan de eredienst wordt onttrokken. Bij een Rijksmonument is het de gemeente die de omgevingsvergunning verleent en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed adviseert daarbij. De nieuwe eigenaar moet een balans zien te vinden tussen de eisen die de nieuwe bestemming stelt en de monumentale waarden van het pand. In dit geval zijn naast de inwendige ruimtewerking essentiële onderdelen van de Paterskerk, zoals het orgel en de gebrandschilderde ramen, intact gelaten en werden biechtstoelen, banken, meubilair en het altaar verwijderd. Aan de buitenzijde lijkt het nog een echte kerk, maar binnen zie je dat het geen religieuze plek meer is.”
Wesselink deed van 2012 tot 2018 promotieonderzoek naar kerkgebouwen uit de periode 1800-1970, wat mede resulteerde in een interactieve kerkenkaart. “Daarop staan ruim 5.000 kerkgebouwen weergegeven van alle denominaties, in 2020 uitgebreid met kerken van voor 1800. Toen was Artificial Intelligence, thema van de ZBRM, nog minder veelbesproken dan vandaag. We hebben toen historische kennis van de gebouwen gecombineerd met interactieve software waarin je met zoektermen kunt onderzoeken. Het is heel veel werk om dat actueel te houden.” Of AI daar een rol in kan spelen? “In theorie wel, in praktijk hebben we nog wel een lange weg te gaan. Maar een interessante gedachte is het zeker.”