
“Dit wordt niet alleen het pareltje van Oostenburg, maar ook van Amsterdam en ver daarbuiten”, zegt een zichtbaar gepassioneerde Robbert de Jong, hoofd bouw van de Van Gendt Hallen. Hij is méér dan alleen maar enthousiast over de bouwuitdaging die enkele jaren geleden op zijn pad kwam. Hij is er dag en nacht mee bezig. “Toen ik er voor het eerst binnenstapte, viel mijn mond open. Niet alleen vanwege de historie, maar vooral vanwege de potentie.”
De Jong, opgeleid als civiel ingenieur in Alkmaar en jarenlang mede-eigenaar van een betonbouwbedrijf, is geen onbekende met complexe constructies. “Maar dit project vraagt alles”, zegt hij. “Je wordt hier als bouwer maximaal uitgedaagd. Dit is geen standaardklus. Alles is uniek. Elke spant, elke aansluiting, …”
In het gebouw komen straks onder meer negentien museumzalen voor het Drift Museum (8.000 m2), kantoren voor duurzame start-ups (9.000 m2), horeca (1.000 m2), retail (700 m2), zes woningen – waarvan vier in het middenhuursegment – én een fietsparkeerkelder voor 648 fietsen. Het doel is om een dynamisch ecosysteem te creëren waar innovatie, ondernemerschap en buurtleven samenkomen. “Dit wordt wat mij betreft een ongekende broedplaats voor meervoudige kruisbestuiving.”

De lat ligt hoog. Eduard Zanen, de ambitieuze en soms zelfs visionaire eigenaar, wil van de Van Gendt Hallen een energie-plus gebouw maken die meer opwekt dan verbruikt. Dat vraagt om vergaande keuzes. “We gebruiken dubbel glas op het dak, vacuümglas in de gevels en zonnepanelen op de stoomkappen”, legt De Jong uit. “We kijken daarbij naar de volledige lifecycle van honderd jaar. Dus niet alleen naar de eenmalige impact van de materialen die we gebruiken, maar ook naar het energieverbruik op de lange termijn. Het gaat er dan om dat we onderaan de streep een dikke plus behalen.” Dat betekent ook onverwachte obstakels. “Ik moet eerlijk zeggen dat ik had onderschat hoeveel afwijking er zat in de maatvoering. Je denkt: ritmisch gebouwd, alles met zes meter spantafstand, maar ineens zit er één van zeven meter tussen. Dan moet je schakelen. Ja, inderdaad: op het blote oog zie je dat niet meteen. En natuurlijk wil je de krachten van het dak naar de steunpunten optimaal verdelen en daarvoor zorgen dat het dak stabiel blijft.”
Toch klinkt er vooral bewondering. “Dit pand heeft me betoverd”, zegt De Jong. “Je voelt de geschiedenis in elke hoek. En als civiel technicus begrijp je de waarde van die oude constructies. Beton en staal domineren hier.
Er zit veel betonmassa in; essentieel voor de stabiliteit en duurzaamheid. En er wordt veel gewerkt met staal. Denk bijvoorbeeld aan de loopbrug, met een vrije overspanning van 32 meter op 15 meter hoogte. Dat moet dus echt kloppen. Dat is bouwkunst. Deze overspanning komt in het Drift Museum dat in de hallen zal worden gevestigd.”



De exacte openingsdatum is nog niet bekend. Het complex wordt deels publiek toegankelijk, met functies voor de buurt én stad. De hallen zijn ondergebracht in een stichting om ze permanent beschikbaar te houden voor maatschappelijke functies. Daarmee is het project meer dan een vastgoedontwikkeling: het is een cultureel en technisch erfgoedproject met impact. De Van Gendt Hallen zijn volgens De Jong een schoolvoorbeeld van hoe beton en staal hun kracht niet alleen tonen in draagvermogen, maar ook in transformatie. “Hier uiteraard heel veel nostalgie, maar vooral ook toekomst. Hier geen compromis, maar precisie. Hier geen bouwdoos, maar bouwkunst. Het is een ongekende aanwinst voor Oostenburg, Amsterdam én… ver daarbuiten.”
Van Gendt Hallen: staal, beton en visie in een rijksmonument
De wederopstanding van een industrieel icoon
Aan de VOC-kade in Amsterdam Centrum-Oost herrijst een monumentaal bouwblok met een verhaal. De Van Gendt Hallen – vijf aaneengeschakelde industriële hallen uit 1897 – stonden jaren leeg en dreigden te worden gesloopt, maar zijn nu het toneel van een ongekende restauratie. Niet alleen in omvang en ambitie, maar vooral ook in de manier waarop beton, staal en duurzaamheid samenkomen in een rijksmonumentale context.
Ooit vormden deze hallen het kloppend hart van de Amsterdamse machine-industrie. Hier werden de eerste stoomtreinen en dieselmotoren van Nederland gebouwd, in opdracht van de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel. Het ontwerp was van niemand minder dan Dolf van Gendt, bekend van het Concertgebouw. De glazen kappen en gietijzeren spanten geven het complex een robuuste elegantie die haar oorsprong niet verloochent.
Dankzij buurtbewoner Titus Dekker, die jaren streed tegen de sloophamer, werden de hallen uiteindelijk tot Rijksmonument benoemd. Daarmee begon een tweede leven. Ondernemer Eduard Zanen – mede-oprichter van Bugaboo en nu actief in duurzame start-ups zoals What the Future en Ubed – nam het initiatief om het complex te herontwikkelen. Zijn doel: niet alleen behoud, maar een toekomstbestendige transformatie.
De renovatie is radicaal duurzaam. Alle 4.600 ruitjes worden vervangen door hoogwaardig vacuümglas van slechts 7 mm dikte, in de originele gietijzeren sponningen. Dit biedt topisolatie zonder visuele aantasting van het monument. De iconische stoomkappen zijn opnieuw opgebouwd uit Duplicor – een licht, brandveilig biocomposiet van gerecyclede petflessen en biohars – en dragen nu zonnepanelen. Op het dak komt in totaal 8.000 m2 aan zonnepanelen. Slimme aardbuffering zorgt voor warmte- en koudeopslag onder het gebouw.
De VOC-kade blijft openbaar toegankelijk. Waar de oude spoorbaan door de hallen liep, komt een middenas – een soort binnenstraat waar horeca, winkels en cultuur samenkomen. De lang bevochten insteekhaven maakt elektrisch vervoer over water mogelijk. Vanuit het centrum kunnen bezoekers straks per boot aanmeren aan de kade. Minder verkeer, minder uitstoot, meer beleving.
Architectenbureau Braaksma & Roos, gespecialiseerd in de herbestemming van industrieel erfgoed, tekent voor het ontwerp. Alles draait om behoud en hergebruik. Oude leidingen, hijsconstructies en machines worden zorgvuldig gereinigd en teruggeplaatst. Zo blijft het verhaal van de plek zichtbaar en voelbaar. Studio Zu met architect Javier Zubiria heeft voor de transformatie van de binnenzijde de verantwoordelijkheid genomen voor de gehele look & feel.